LEVEN IN ERFGOED. Hoeve uit de 18de eeuw

Hoeve Driesstraat Zele

Het fruitwalhalla van de familie Raemdonck

Dit najaar gaan we op pad langs enkele historische pareltjes in ons werkingsgebied. We leggen ons oor te luister bij de bewoners die als geen ander de oude ziel kennen van hun huis, een thuis die ze delen met vele anderen vóór hen. Starten doen we in Zele. We gaan op bezoek bij Etienne Raemdonck en Maria Van Driessche in de Driesstraat. Op een tussendorpel aan de voordeur van de oude hoeve, die wat verscholen ligt en dus nauwelijks opvalt vanop straat, prijkt het bouwjaar 1815.

Wanneer we de hoeve te voet naderen via de weelderig groene oprit, valt het geluid van de drukke straat snel achter ons weg en maakt het plaats voor de zang van een eenzame vogel in de struiken. De rust daalt neer en we voelen meteen een perfect sfeertje opkomen om ons voor heel even terug in de tijd te laten katapulteren. Bij het binnenkomen nemen we plaats in de knusse woonkamer van de hoeve waar Etienne ons kort bijpraat over het gebouw en de grond eromheen.

“Mijn grootmoeder kende deze hoeve als een van de grootste boerderijen van de Driesstraat. Het huis van onze buren vormde toen nog een geheel met onze woning, hoewel je dat nu niet meer ziet vanwege een renovatie waarbij het oorspronkelijke uitzicht verloren ging. Er lag een grote wal voor het huis waar nu struiken en coniferen staan. Vlak voor ons was de hoeve in handen van Emiel Baeyen, een kleine zelfstandige die vanalles en nog wat verkocht vanop zijn kleine karretje. Onder meer ook zelfgekweekte groenten en fruit. Hij had een boomgaard voor de hoeve op de twee stukken grond die nu verkaveld zijn. Achteraan kweekte hij groenten. Wat een werk moet het niet zijn geweest om zo’n grote lap grond met de hand om te spitten! Gelukkig brachten groenten toen nog een flinke duit op.”

“Toen wij de hoeve kochten in 1969, kwam de grond perfect van pas voor mij als zelfstandige groenten- en fruitkweker. Ik was mijn vader zaliger namelijk opgevolgd nadat ik al op mijn veertiende bij hem was gestart als fruitplukker. Mijn winkelronde was vrij uitgebreid en ik verkocht ook op de markt. Maar het is een harde stiel en in die tijd maakten de sociale omstandigheden het moeilijk om te overleven als zelfstandige. Om wat meer zekerheid te hebben, nam ik in 1973 deel aan de examens van de provincie en kon ik aan de slag als tuinier in Provinciaal Domein Puyenbroeck in Wachtebeke. Mijn vrouw kon ook aan het werk in het zwembad en zo hebben we daar beiden jarenlang graag gewerkt.”

Gemetste waterput
De gemetste waterput voor de hoeve gaf ontzettend goed water.

Brouwerij Van Driessche

Volgens historisch kaartmateriaal zou de grotere hoevesite die hier was gevestigd minstens opklimmen tot het derde kwart van de 18de eeuw. In 1812 startte familie Van Driessche hier een brouwerij. De huidige woning uit 1815 werd opgetrokken door brouwer Pieter-Jan Van Driessche. In 1880 deed de brouwerij de boeken toe en het gebouw kreeg terug een boerderijfunctie.

“Dat hier ooit een brouwerij zou geweest zijn, heeft slechts weinig sporen nagelaten. Wel is er een gemetste waterput die misschien ooit voor dergelijke doeleinden werd gebruikt. Maar dat is slechts giswerk. In elk geval levert de put erg goed, zuiver water dat mij zeer goed van pas is gekomen,” lacht Etienne.

“Wat misschien wel een duidelijker spoor kan zijn dat hier bier werd gebotteld, is de overdaad aan glasscherven die ik in de grond voor het huis vond toen ik een sleuf moest graven om een waterfilter te laten installeren. Bovendien heb ik op de zolder van de oude schuur een antiek uithangbord gevonden van een herberg ‘In het Vosken’. Maar uiteindelijk kan dat bord evengoed opgehangen hebben in de Driesstraat als in de Stokstraat, wat volgens sommige bronnen ook een optie is.”

Het leven in de hoeve

Toen ze hier kwamen wonen, kon het gezin Raemdonck niet rekenen op erg veel comfort in de hoeve. Er was geen stromend water, geen gasaansluiting of telefonie. Doorheen de jaren hebben ze stap voor stap de woning aangepast aan de hedendaagse normen. Alles van in het begin grondig aanpakken, zou een te grote investering zijn geweest meteen na de aankoop. De eerste jaren sliepen de kinderen beneden in de berging voordat Etienne en zijn schoonbroer de zolder inrichtten. Toen ze aan hun studies begonnen, moesten de kinderen zich boven verwarmen met een elektrisch vuurtje want centrale verwarming was er niet boven. “We herinneren ons nog goed dat naast de keuken een grote pompsteen stond waar we ons die eerste jaren aan wasten. Via een gat in de buitenmuur liep het water naar buiten.” “Ik zie nog zo voor me dat we ook de lange haren van onze dochter hier moesten wassen,” vult Maria aan.

De veranderingen die ze aan de historische hoeve hebben uitgevoerd, waren vooral aan de binnenkant van de woning. Achteraan op de benedenverdieping werden twee aparte plaatsen samengevoegd en de zoldertrap werd weggenomen aangezien er nog een tweede trap was. “Het eerste stuk van de schuur hebben we vier jaar geleden opnieuw opgebouwd nadat het was ingestort. Het dakgebinte raakte eind de jaren ’70 al beschadigd tijdens een storm en de stal begon over te hellen. Voor dergelijke verbouwingen moesten we natuurlijk een vergunning aanvragen en zorgen dat het heropgebouwde gedeelte zoveel mogelijk benaderde hoe het er ooit had uitgezien.”

De witgeschilderde voorgevel heeft grote, rechthoekige ramen met tralies, ook wel ‘dievenijzers’ genoemd. “De voorgevel was oorspronkelijk erg mooi gemetst met kleine kalksteentjes en er hingen vensterluiken. Omdat dat destijds in de mode was, hebben we beslist om de gevel te laten schilderen met weerbestendige latexverf. Daar kregen we achteraf spijt van. Maar toen we een aantal jaren later iemand lieten langskomen om de verf terug te verwijderen, bleek dat geen goed idee te zijn. De stenen zouden poreus worden dus dan riskeerden we vochtproblemen. Nu moeten we om de twee à drie jaar de gevel een nieuw likje verf geven. Het dakraam boven de deur is wel nog zoals het was, mits enkele herstellingen omdat het binnen regende toen we hier kwamen wonen. Dat puntvormig dakvenster met klein fronton was voorheen een laadluik. Ook de oorspronkelijke voordeur in massieve eik moest vervangen worden omdat het binnen tochtte.”

Of ze tips hebben voor iemand die een hoeve wil aankopen om te restaureren? “De charme van zo’n woning is natuurlijk niet te evenaren. Maar wie eraan begint, verzekert zich er best van dat het gebouw nog in degelijke staat is zonder al te veel aantasting van vocht. Anders kan het kostenplaatje wel eens erg hoog oplopen. Bovendien vraagt ook de grond aan zo’n historische hoeve erg veel tijd in onderhoud. Dat mag je zeker niet onderschatten.”

Om er comfortabel in te kunnen wonen, kan je natuurlijk niet alles exact behouden zoals het is. Maar we zijn erg blij dat we de geest van de woning hebben kunnen bewaren.

Natuurlijk kan je niet alles behouden zoals het is als je een eeuwenoude woning ook bewoonbaar wil houden. Toch zijn Etienne en Maria erg blij dat ze de geest van de hoeve hebben kunnen bewaren. Zeker als je ziet hoeveel historische gebouwen onder andere in Gent en Antwerpen spijtig genoeg tegen de grond zijn gegaan en hoeveel mensen nu samentroepen in Brugge om de weinige mooie, oude gebouwen die ons nog resten te kunnen bewonderen. “Het enige waar we spijt van hebben, is dat de som te hoog was om niet alleen de hoeve maar ook de twee verkavelde stukken bouwgrond vooraan aan te kopen. Dan hadden we die nooit bebouwd.”

De zijgevel is bovenaan afgewerkt met rotspleister of ‘beraping’, een historische gevelafwerking die vroeger courant was. Zo’n sierpleister met reliëfstructuur werd in de romantiek van eind 19de, begin 20ste eeuw toegepast als verwijzing naar natuurlijke elementen zoals rotspartijen en boomstronken. De techniek was vaak erg arbeidsintensief, weet Etienne. Hij sprak ooit met een metser die de techniek nog had toegepast door een cementmengeling kluitje per kluitje met rieten stokjes tegen de muur aan te brengen. Bovendien is rotspleister moeilijk te onderhouden. De kleur verandert en wanneer een stukje afbrokkelt, is het praktisch onmogelijk om dezelfde kleur en structuur terug te benaderen.

 

Hoeve en rest van brouwerij - Driesstraat 152 Zele - Onroerend Erfgoed Verbeeck Mieke
Witte voorgevel met hoge vensters met tralies en hardstenen omlijsting.
Tussendorpel met bouwjaar 1815
Bouwjaar op de dorpel tussen de voordeur en het getralied bovenlicht.
De ruimtes achteraan werden opengemaakt voor de keuken.
Authentiek 18de eeuws dakspant
Authentiek 18de eeuws dakspant van de hoeve.

Groene vingers

We trekken de tuin in, waar Etienne elke dag uren doorbrengt. Honderduit vertellend deelt hij zijn immense kennis over de vele fruitsoorten, met naam en toenaam en hun belangrijkste eigenschappen. In de hoogstamboomgaard staan een prachtige kerselaar, appel- en perenbomen, waaronder verschillende geënte exemplaren. Op een enkele onderstam Jacques Lebel staan wel acht verschillende andere appelsoorten! Bij jonge enten zien we nog goed hoe ze op de onderstam zijn gegroeid, anderen zijn al zo fors dat je bijna niet kan geloven dat het ooit enten zijn geweest. We lopen verder langs de bessenstruiken, een rij jonge knotwilgen waarvan de twijgen goed van pas komen voor de tuinbouw, een hakhoutstoof en de indrukwekkende moestuin met serre.

Witte stammen

Het onderste deel van de stammen in de boomgaard zijn wit gekalkt. “Toen ik als jonge knaap wilde weten waarom dit werd gedaan, moest ik het doen met een erg kort antwoord: dat is tegen het venijn. Maar de echte reden is tweeledig. Na een strenge winter bestaat het gevaar dat de stam zou splijten, omdat de zonnekant veel sneller opwarmt dan de andere kant die langer bevroren blijft. Zo’n temperatuurverschil zorgt ervoor dat de boom barst. Bij gewitte stammen weerkaatst de warmte en wordt dat verschil niet zo groot. Daarnaast is het inderdaad zo dat de kalk hielp om beestjes kwijt te raken die tijdens de winter tussen de schors waren gekropen. Dit is dus een biologisch middel.”

De kwieke tachtiger beschikt over een enorme portie energie. Alles is netjes onderhouden en de boomgaard en moestuin brengen nog heel goed op. “Het is in feite een fulltime job maar ik heb het altijd graag gedaan.” Al vijftien jaar geeft Etienne lezingen voor Velt. Zijn ervaring met biologisch tuinieren en zijn weergaloze passie zijn aanstekelijk. Terwijl een schattige rosse kat ons volgt en af en toe de aandacht van zijn baasje opeist, verkennen we de tuin verder.

Tegen de voor- en zijgevel van de hoeve bewonderen we het leifruit, waaronder enkele oude rassen. “Een echt zuidgerichte gevel heb ik niet. En er kruipt veel werk in om de ganse zomer takken af te nijpen en ze in te binden. Maar het fruit dat hier groeit, is fantastisch lekker. De vruchten profiteren van de weerkaatste warmte tegen de muur en ze hangen hier beter beschermd tegen weer en wind.”

 

Bomen enten
Jonge enten.
Hoogstamboomgaard Etienne Raemdonck Zele
Hoogstam boomgaad.
Oude schuur met rijpend fruit.

Tegen het oudste gedeelte van de schuur staat een grote voorraad fruit te rijpen. “Enkele soorten zijn pas rijp in januari. Dus we kunnen zeker nog even voort.” Wanneer we de schuur binnengaan, valt vooral het dakgebinte op. Kromme, houten mastodonten vormen samen toch een recht dak. Ook hier zien we enkele lange, kleurrijke ladders. Een fruitplukker kan blijkbaar nooit genoeg ladders hebben om de heerlijke oogst van hoogstam fruitbomen binnen te halen.

Iets verder, tegen het vernieuwde stuk schuur, vinden we nog een unicum. Een antieke soort pruimelaar Myrobalan (de eerste melding van de soort dateert van 1594 volgens het Nederlands soortenregister) wordt ondersteund door houten balken. “De boom is intussen al vijfenveertig jaar oud, maar het is eigenlijk een gelukkig toeval dat hij hier staat. Toen we hier fruitkisten aan het opruimen waren, had ik het opschietende boompje bijna uitgetrokken. Het was mijn oudste zoon die me tegenhield om het te laten staan. Als aandenken. Pas achteraf wisten we dat het om zo’n oud pruimenras ging. Op een zeker moment kwamen er bloesems op en vruchten en sinds dan hebben we elk jaar een mooie hoeveelheid heerlijke pruimen. Dit oude pruimenras draagt al vrucht in juli, dat is vroeger dan andere rassen. We moesten enkele grote takken afzagen om een doorgang te voorzien voor de machines om de vervallen schuur te herbouwen.”

 

Op de terugweg naar het huis stoppen we nog even aan een Mariagrotje. Elke dag brandt hier een kaarsje. Als afsluiter proeven we een erg smaakvol glaasje zelfgemaakt sap van aardbeien, druiven, appel, kiwi en een zakje Japanse wijnbessen. “Tachtig procent van de opbrengst van de boomgaard geven we weg. Voornamelijk aan de Voedselbank. Het is veel meer dan we zelf op kunnen. En zelf komen we niets tekort, dus willen we er zeker ook niets voor vragen.”

Met een warm gevoel vertrekken we uit Zele. Niet alleen de hoeve waarin ze wonen blijkt uniek te zijn, ook de mensen die er wonen en hun eeuwige bedrijvigheid in de tuin maken een mooi verhaal.

 

Antieke pruimensoort Myrobalan
Antieke pruimensoort Myrobalan.
Mariagrotje
Mariagrotje.
Tags: No tags

Comments are closed.